De wereld is wonderlijk leeg zonder jou.
Er staat maar zo weinig meer in.
De hemel is aldoor zo hinderlijk blauw.
Waarom? Wat heeft het voor zin?
De merel zit zachtjes te zingen in 't groen.
Voor mij hoeft-ie heus zo z'n best niet te doen.
De wereld kon vol van geluk zijn, maar nou:
leeg, zonder jou.
Dat zonder jou nog een lente bestaat
met ooievaars en met bloemen,
dat er een meidoorn in bruidstooi staat,
is zonder meer tactloos te noemen.
En wat is het nut van een lindelaan,
als wij er samen niet langs kunnen gaan?
Langs alle heggetjes bloeit wilde roos -
nutteloos, zinneloos.
De wereld is wonderlijk leeg zonder jou.
Er staat maar zo weinig meer in.
De hemel is aldoor zo hinderlijk blauw.
Waarom? Wat heeft het voor zin?
De merel zit zachtjes te zingen in 't groen.
Voor mij hoeft-ie heus zo z'n best niet te doen.
De wereld kon vol van geluk zijn, maar nou:
leeg, zonder jou.
vrijdag 15 november 2019
Amsterdam Hendrik Marsman
De maan verft een gevaar over de gracht.
ik schuifel elke nacht na middernacht,
in een verloren echolozen stap,
ruggelings schuivend langs de hemelschuinte,
de treden der verlaten wenteltrap
van de ontstelde ruimte
ik schuifel elke nacht na middernacht,
in een verloren echolozen stap,
ruggelings schuivend langs de hemelschuinte,
de treden der verlaten wenteltrap
van de ontstelde ruimte
zaterdag 28 september 2019
Liefste Tjitske Jansen
Liefste,
Op deze dag zo grijs als haring schrijf ik je een brief waarin het waait
en meeuwen door de wind gedragen cirkels maken in de haven
touwen ijzer hout en letters blauw en wit en netten tonnen plastic
zakjes palen containers apparaten waar ik niks van snap masten
vlaggen ramen schepen overal vandaan overal geweest en ik hoef
nergens om te vragen. Alles is hier al
en jij kent de zee jij vaart op haar jij vecht met haar om wat zij missen
kan - elk schip dat hier nu ligt wordt een schip waar jij op was elke
meeuw die hier nu vliegt een meeuw die jij ook zag en ik hou van
jou geloof ik en ik weet het trouwens zeker maar wat ben ik blij dat jij
al een beminde hebt want alles is hier al en ik hou zo van verlangen
en ik hou zo van alleen zijn en ik hou zo van het denken dat het zou
kunnen als het kon.
In de oudste lagen van mijn ziel M. Vasalis
In de oudste lagen van mijn ziel,
waar hij van stenen is gemaakt,
bloeit als een gaaf ontkleurd fossiel,
de stenen bloem van uw gelaat.
Ik kan mij niet van U bevrijden,
er bloeit niets in mijn steen dan Gij,
de oude weelden zijn voorbij.
Maar niets kan mij meer van U scheiden.
Wellicht zijn de draken in ons leven Rainer Maria Wilke
Wellicht zijn de draken in ons leven,
uiteindelijk wel prinsessen,
die er in angst en beven slechts naar haken,
ons eenmaal dapper en schoon te zien ontwaken.
Wellicht is alles,
wat er aan verschrikking leeft,
in diepste wezen wel niets anders,
dan iets dat onze liefde nodig heeft.
'Vielleicht sind alle Drachen unseres Lebens Prinzessinnen,
die nur darauf warten uns einmal schön und mutig zu sehen.
Vielleicht ist alles Schreckliche im Grunde das Hilflose, das von uns Hilfe will’.
woensdag 17 juli 2019
Omdat ik een held was II Lieke Marsman
Opeens heb ik een heldere gedachte. Ik wil de vader zijn! Ik wil de vader zijn die een dochter heeft die me aanspreekt met oh, vader.
‘Dochtertje,’ zeg ik, ‘vergeet nooit dat we allemaal niet-bestaande dieren waren, uit een ei gekropen om iemand het tegendeel te bewijzen. Ze weten niet met wie ze te maken hebben? Kom, dan vertellen we het ze. Ik ben een draak. Jij mag een tijger zijn. Als je je overgeeft aan iemand, raken ze je misschien kwijt. Neurie een lied. Ik vind je. Misschien ga je denken dat niets je bekend is, hoewel je bij alles herinneringen hebt. Blijf in het nu. Daar ben ik ook. Misschien ga je denken dat je niets kan, maar uiteindelijk kan je dat wat je wilde, ook als je besluit het niet te doen, omdat het niet gaat. Sla je kleine klauwtjes uit. Trek altijd je eigen plan. Misschien ga je denken dat de nieuwslezers het tegen jou hebben. Luister goed. Het is een belangrijke boodschap. Wacht op niemand. Zing altijd over regen in de regen. Eet zo vaak mogelijk dingen met bladerdeeg. Schaf een schipperstrui aan. Laat ze je nooit vertellen dat je harder dan een tijger rennen moet. Je bent zoveel liever dan een tijger. Kijk, in de verte komt je drakenmoeder aangevlogen, zachte hangbuik om op uit te rusten . . .’
‘Dochtertje,’ zeg ik, ‘vergeet nooit dat we allemaal niet-bestaande dieren waren, uit een ei gekropen om iemand het tegendeel te bewijzen. Ze weten niet met wie ze te maken hebben? Kom, dan vertellen we het ze. Ik ben een draak. Jij mag een tijger zijn. Als je je overgeeft aan iemand, raken ze je misschien kwijt. Neurie een lied. Ik vind je. Misschien ga je denken dat niets je bekend is, hoewel je bij alles herinneringen hebt. Blijf in het nu. Daar ben ik ook. Misschien ga je denken dat je niets kan, maar uiteindelijk kan je dat wat je wilde, ook als je besluit het niet te doen, omdat het niet gaat. Sla je kleine klauwtjes uit. Trek altijd je eigen plan. Misschien ga je denken dat de nieuwslezers het tegen jou hebben. Luister goed. Het is een belangrijke boodschap. Wacht op niemand. Zing altijd over regen in de regen. Eet zo vaak mogelijk dingen met bladerdeeg. Schaf een schipperstrui aan. Laat ze je nooit vertellen dat je harder dan een tijger rennen moet. Je bent zoveel liever dan een tijger. Kijk, in de verte komt je drakenmoeder aangevlogen, zachte hangbuik om op uit te rusten . . .’
zondag 20 januari 2019
Op de dood van Sterre (Cupio dissolvi) Constantijn Huygens
Of droom ik, en is ’t nacht, of is mijn Ster verdwenen?
Ik waak, en ’t is hoog dag, en zie mijn Sterre niet.
O hemelen, die mij haar aangezicht verbiedt,
spreek mensen-taal en zeg, waar is mijn Sterre henen?
De hemel slaat geluid, ik hoor hem door mijn stenen,
en zegt, mijn Sterre staat in ’t heilige gebied,
waar zij de Godheid, waar de Godheid haar beziet,
en, voegt het lachen daar, belacht mijn ijdel wenen.
Nu, dood, nu snik, meteen verschenen en voorbij,
nu, doorgang van een steen, van een gesteen, ten leven,
dun schutsel, sta nabij, ‘k zal ’t u te dank vergeven;
kom dood, en maak mij korts van deze koortsen vrij.
‘k Verlang in ’t eeuwig licht te zamen te zien zweven
mijn heil, mijn lief, mijn lijf, mijn god, mijn Ster en mij.
Ik waak, en ’t is hoog dag, en zie mijn Sterre niet.
O hemelen, die mij haar aangezicht verbiedt,
spreek mensen-taal en zeg, waar is mijn Sterre henen?
De hemel slaat geluid, ik hoor hem door mijn stenen,
en zegt, mijn Sterre staat in ’t heilige gebied,
waar zij de Godheid, waar de Godheid haar beziet,
en, voegt het lachen daar, belacht mijn ijdel wenen.
Nu, dood, nu snik, meteen verschenen en voorbij,
nu, doorgang van een steen, van een gesteen, ten leven,
dun schutsel, sta nabij, ‘k zal ’t u te dank vergeven;
kom dood, en maak mij korts van deze koortsen vrij.
‘k Verlang in ’t eeuwig licht te zamen te zien zweven
mijn heil, mijn lief, mijn lijf, mijn god, mijn Ster en mij.
Abonneren op:
Posts (Atom)