zaterdag 3 mei 2014

De zeer oude zingt Lucebert


er is niet meer bij weinig
noch is er minder
nog is onzeker wat er was
wat wordt wordt willoos
eerst als het is is het ernst
het herinnert zich heilloos
en blijft ijlings

alles van waarde is weerloos
wordt van aanraakbaarheid rijk
en aan alles gelijk

als het hart van de tijd
als het hart van de tijd

over wat poëzie Hannah van Wieringen


de hele grote onmogelijkheid van het enorme volle alles
die knappende ballon in je uitklappende gogogadget borstkas
die de aardbol omvat inclusief wereldzeeën
woestenijen van ver voor onze tijden
van ver voor de eerste kikkervis

dat ontsnapte gas van oermaterie
dat neer te halen met een mazig vlindernetje
koddige schep uit de lucht hop

en dan
die opgeschepte onmogelijke veelheid
verbinden aan het verbijsterend kleine niets
laten we zeggen

aan het sneeuwklokje in het aardewerken potje
dat in een vensterbank licht staat te verzamelen
als een pietà

bedaard het sneeuwklokje laten openklappen
pop zegt het klokje
open de tijd
adem uit

de stilte daarna
de afwezigheid van
dat geluid

maandag 31 maart 2014

Enige woorden over de ziel Wislawa Szymborska


Een ziel heb je nu en dan.
Niemand heeft haar ononderbroken
en voor altijd.
Dagen en dagen,
jaren en jaren
kunnen zonder haar voorbijgaan.

Soms verwijlt ze alleen in het vuur
en de vrees van de kinderjaren
wat langer bij ons.
Soms alleen in de verbazing
dat we oud zijn.
Zelden staat ze ons bij
tijdens slopende bezigheden
als meubels verplaatsen
en koffers tillen
of een weg afleggen op knellende schoenen.

Bij het invullen van formulieren
en het hakken van vlees
heeft ze doorgaans vrij.
Aan een op de duizend gesprekken
neemt ze deel,
maar zelfs dat is niet zeker,
want ze zwijgt liever.

Wanneer ons lichaam begint te lijden en lijden,
verlaat ze stilletjes haar post.
Ze is kieskeurig:
ziet ons liever niet in de massa,
walgt van onze strijd om maar te winnen
en van ons wapengekletter.

Vreugde en verdriet
zijn voor haar geen verschillende gevoelens.
Alleen als die twee zijn verbonden,
Is ze bij ons.

We kunnen op haar rekenen
wanneer we nergens zeker van zijn,
maar alles willen weten.

Wat materiële zaken betreft
houdt ze van de klokken met een slinger
en van spiegels, die vlijtig hun werk doen,
ook wanneer niemand kijkt.

Ze vertelt niet waar ze vandaan komt
en wanneer ze van ons verdwijnt,
maar lijkt zulke vragen beslist te verwachten.

Het ziet ernaar uit
dat net als wij haar
zij ons ook
ergens voor nodig heeft.

zondag 23 maart 2014

Workshop Kettinggedichten maken 23 maart 2014 Wisse Tanis, Rijk Willemse, Jan Oosting, Pieter Koomen, Douwe Joustra, Wim den Blanken


Natte Heuvels

Zachtjes tikt de regen op het tuinpad van mijn vader
Het is een middag om bergen te verzetten
Ik kijk naar de hemel
wik en weeg, toestaan of beletten?

Wanneer stopt de sputter?
Van achter de vitrage kijkt hij toe

Ik aarzel en stop met werken
Begint hier mijn grote verzet?

Ik duw wat tegen natte heuvels
Je kunt beter klein beginnen
Je kunt beter klein beginnen
Je kunt beter klein beginnen



Ketting

Het werd wat ongemakkelijk
driehoog, op zolder
Terwijl de vlammen met twee tredes
tegelijk naar boven reiken
Rumoerig en onstuimig woorden zoekend
Happend naar taal

Raken kettingen op toeren
En ontplooien zij hun kracht
Staan slagvaardig in de rij
Kijken reikhalzend links en rechts

De buren luisteren verbijsterd
Naar deze verwarrende poëzie



Overgave 2

zoals ze met haar armen gespreid
haar hals omhoog richtend
bij zichzelf denkt: hoe kom ik
heelhuids aan de finish
En als ik daar ben
Is het dan eindelijk klaar?

Zo hijgt ze zichzelf
Naar een hoogtepunt zonder schroeiplekken
Als laatste klaargekomen
dat was even wennen

Nu weer nieuwe doelen stellen
Naar de sterren en daar voorbij


Oefening

Ik val en sta weer op

Maakt herhaling kunst?
Laat dit toch zo zijn
Het volledig nieuwe
het maakt mij zo moe

Zo struikel ik, buitel ik voorover
iedere keer weer beter
Totdat ik van het groeien moe
ging liggen om nooit meer op te staan

Liggend in het natte gras
Laat ik het verleden los
Mijn voorhoofd warm, de voeten loom
Vervloeiend in het groen


Tekenen van uitroep

Ten slotte wil ik beginnen om te zeggen
Laat het nu maar eens klaar zijn!
Pen, potlood en ander schrijfgerei
Kunnen weggelegd, nu weer het hoofd erbij!

Ineens was ik daar
Compleet en rond van binnen
Opnieuw wil ik zeggen het is klaar
Maar het ronde wil er niet uit

Ik moet daarom eerlijk zijn
In mij een zompig smerig moeras
Waar alleen wat haaks en hoekig is
De vaste wal bereikt


Uit het lood

Als doden konden blikken
En minder uit het lood zouden slaan
Als winden hoog konden bomen

Dan zou ik meer als muis vergaan

Als branden konden wateren
En mijn rok nader
tot het hemd zou staan

Dan zou ik
Dan zou ik verdorsten in de oceaan

Dus blikken nu de doden
En drink ik me een kraag in het stuk

Wat levend was in mij
Slaat nu dood

zaterdag 22 februari 2014

Mens Leo Vroman


Mens is een zachte machine,
een buigbaar zuiltje met gaatjes,
propvol tengere draadjes
en slangetjes die dienen
voor niets dan tederheid
en om warmer te zijn dan lucht.
Och, hij heeft ademzucht
en hart-arbeid.

Heeft hij een welvig lijfje,
hier en daar wat vetjes,
dan vindt hij iets niet netjes
en noemt zichzelf een wijfje;

bovenin zijn haarkleedje
draait hij dan vaak springveren.
Daar kan hij niet mee leren;
ze dansen alleen een beetje.

Het leren gebeurt in een kastje;
je mag dat niet openmaken,
wel teder, teder aanraken,
maar de rest van het zotte bastje
blijft ingepakt en bewaard,
want als het zich bepoedert,
ontwatert of ontvoedert,
ontroert, ontstemt, onthaart,
dan kruipt het een hokje in.
Een deurtje gaat op slot,
en het loopt niet naar buiten tot
het kleertjes heeft, kalmte, en zin.

Maar soms voelt het zich zoet;
het bekje prevelt: "trouwen",
het gladde buikje moet
een klein machientje bouwen.

God behoede de mens
en geve hem een zoen:
er is verder niets met hem te doen.
Streel zijn zoete pens,
want mens is een zachte machine,
een ingewikkeld liefje.
Verzilver zijn statiefje,
leid hem in een vitrine,
doe bij hem een lichtje aan.

Loop zachtjes om hem heen en
ga elders om hem wenen,
maar laat hem staan.

donderdag 30 januari 2014

Ze blijft ongrijpbaar, want zij Y.M. Dangre


Ze blijft ongrijpbaar, want zij
vermomt zich de hele tijd in een vrouw,
in een denker en in warm marmer
van Rodin of een stilleven, zo eentje
dat ik niet kan schilderen,
zo eentje als haar lijf van lente
niet te milderen.

Het is dan ook vergeefs, ze laat zich
niet boetseren, want haar huid
is van onwrikbaarheid en van meisjes
vol met sterren en stenen.

dinsdag 28 januari 2014

Over de dood, zonder overdrijving Szymborska


Gevoel voor humor heeft hij niet
en hij weet niets van sterren en bruggen,
van weven, mijnbouw en landbouw,
van scheepsbouw en taarten bakken.
In onze gesprekken over de dag van morgen
komt hij met zijn laatste woord,
dat nooit ter zake is.
Hij is zelfs niet goed
in wat rechtstreeks met zijn vak te maken heeft:
een graf delven,
een kist timmeren,
de rommel opruimen.
Druk bezig met doodmaken
doet hij het klungelig,
zonder systeem en routine.
Alsof hij het bij elk van ons nog leren moet.
Wie beweert dat hij almachtig is,
levert zelf het levende bewijs:
almachtig is hij niet
Er is geen leven dat nooit,
al was het maar een ogenblik,
onsterfelijk is geweest.
De dood
komt altijd dat ene ogenblik te laat.
Vergeefs rukt hij aan de knop
van de onzichtbare deur.
Wat iemand achter zich heeft,
kan hij nooit terugnemen.

niet wij rennen Helene Gelens


we denken aan doelloos aan ongeremd rennen
we rennen en rennen vertragen het beeld
zet af zweef en land

elke pas rolt van de hak
naar de bal van de voet naar de grote teen
elke afzet vol kracht elke pas wordt een sprong
zet af zweef en land zet af en zweef

we zweven en zweven in ongeremd rennen
we luchtklieven meer dan we grond raken
zet af zweef en land zet af en zweef land zet af

we denken ons doelloos ons ongeremd rennend
we lopen ons leeg het lijf tot een pijl
moeiteloos rennen we niets doet nog pijn

niet wij rennen
het pad rent