zaterdag 29 februari 2020

Maanoog Anne-Fleur van der Heijden

als ik niet verliefd kan worden
op het leven maar wel op een paard dat Misty heet
ben ik toch verliefd op iets
dat op leven lijkt, ik voel het
door het zachte briesen van zijn
snuit in mijn hand
omdat ik appels heb

Misty heeft een maanoog, indianen geloven
dat paarden met maanogen door het donker
kijken, misschien ben ik daarom verliefd op Misty
omdat hij door het donker kijkt

zaterdag 1 februari 2020

Poëzie Herman de Coninck

Zoals je tegen een ziek dochtertje zegt:
mijn miniatuurmensje, mijn zelfgemaakt
verdrietje, en het helpt niet;
zoals je een hand op haar hete voorhoofdje
legt, zo dun als sneeuw gaat liggen,
en het helpt niet:

zo helpt poëzie

Vrouw Holle Tjitke Jansen

Ik kijk liever naar de maan
dan naar de mens.
De mens,
ik word er zo moe van.
Dat roepende, smekende,
lachende, verlangende,
niet wetende,
willen wetende,
ik hou van jou zeggende,
of denkende,
op schoenen
of op eelt lopende,
van de een naar de ander rennende,
met sieraden en muziek beklede mens.
Ik kijk liever naar de maan
die altijd hetzelfde is:
onverschillig.
trouw.

De maan heeft geen woorden nodig
om te zeggen:
ik ben er
en morgennacht ben ik er weer.
Misschien zit er een wolk voor,
misschien zie je me niet omdat je binnen bent,
omdat je binnen naar je dwaze liedjes ligt te luisteren
of omdat er tranen voor je ogen zitten,
tranen omdat je denkt dat je alleen bent,
maar je bent niet alleen,
want ik ben er,
en gisteren was ik er ook,
en morgen ben ik er weer.

Lamento Remco Campert

Hier nu langs het lange diepe water
dat ik dacht dat ik dacht dat je altijd maar
dat je altijd maar

hier nu langs het lange diepe water
waar achter oeverriet achter oeverriet de zon
dat ik dacht dat je altijd maar altijd

dat altijd maar je ogen je ogen en de lucht
altijd maar je ogen en de lucht
altijd maar rimpelend in het water rimpelend

dat altijd in levende stilte
dat ik altijd zou leven in levende stilte
dat je altijd maar dat wuivend oeverriet altijd maar

langs het lange diepe water dat altijd maar je huid
dat altijd maar in de middag je huid
altijd maar in de zomer in de middag je huid

dat altijd maar je ogen zouden breken
dat altijd van geluk je ogen zouden breken
altijd maar in de roerloze middag

langs het lange diepe water dat ik dacht
dat ik dacht dat je altijd maar
dat ik dacht dat geluk altijd maar

dat altijd maar het licht roerloos in de middag
dat altijd maar het middaglicht je okeren schouder
je okeren schouder altijd in het middaglicht

dat altijd maar je kreet hangend
altijd maar je vogelkreet hangend
in de middag in de zomer in de lucht

dat altijd maar de levende lucht dat altijd maar
altijd maar het rimpelende water de middag je huid
ik dacht dat alles altijd maar ik dacht dat nooit

hier nu langs het lange diepe water dat nooit
ik dacht dat altijd dat nooit dat je nooit
dat nooit vorst dat geen ijs ooit het water

hier nu langs het lange diepe water dacht ik nooit
dat sneeuw ooit de cipres dacht ik nooit
dat sneeuw nooit de cipres dat je nooit meer