zondag 27 september 2020

Ithaka K.P. Kaváfis

Als je de tocht aanvaardt naar Ithaka,
wens dat de weg dan lang mag zijn,
vol wederwaardigheden, vol belevenissen.
De Kyklopen en de Laistrygonen,
de woedende Poseidon hoef je niet te vrezen,
zulke ontmoetingen zul je nooit hebben op je weg
wanneer je denken verheven blijft, verfijnd
de emotie die je hart en lijf beroert.
De Kyklopen en de Laistrygonen,
de woeste Poseidon zul je niet tegenkomen
wanneer je ze niet in je eigen geest meedraagt,
wanneer je geest hun geen gestalte voor je geeft.
 
Wens dat de weg dan lang mag zijn.
Dat er veel zomermorgens mogen komen
waarop je, heel dankbaar, heel blij
onbekende havens zult binnenvaren;
dat je mag pleisteren in Fenicische handelssteden
om mooie dingen aan te schaffen
van parelmoer, koraal, barnsteen en ebbenhout,
en opwindende geurstoffen van alle soorten,
opwindende geurstoffen zoveel je krijgen kunt;
dat je talrijke steden in Egypte aan mag doen
om veel, heel veel van de geleerden op te steken.
 
Blijf wel altijd denken aan Ithaka.
Daar aan te komen is je doel.
Maar overhaast de reis in geen geval.
't Is beter dat die vele jaren duurt en
je pas als oude man bij het eiland afmeert,
rijk door wat je onderweg verwierf,
zonder verwachting dat Ithaka je rijkdom schenken zal.
Ithaka schonk je de mooie reis.
Bestond het niet, dan was je nooit vertrokken,
Maar méér heeft het je niet te bieden.
 
En vind je het armzalig, Ithaka bedroog je niet.
Zo wijs geworden, met zoveel ervaring,
heb je al wel door waar Ithaka’s voor staan.

Haat Wislawa Szymborska

Zie eens hoe doelmatig nog steeds,
hoe goed in vorm
in onze eeuw de haat is.
Hoe moeiteloos hij hoge hindernissen neemt.
Hoe makkelijk hij springt, zijn prooi bereikt.
 
Hij is niet als andere gevoelens.
Tegelijk ouder en jonger dan zij.
Hij brengt zelf de oorzaken voort,
die hem tot leven wekken.
Als hij inslaapt, is zijn slaap nooit eeuwig.
Hem verzwakt de slapeloosheid niet, maar sterkt.
 
Zonder religie of met –
als hij maar kan knielen bij de start.
Zonder vaderland of met –
als hij maar snel weg kan komen.
Rechtvaardigheid kan om te beginnen ook geen kwaad.
Daarna rent hij graag alleen.
Haat. Haat.
Een grimas van liefdesextase
vertrekt zijn gezicht.
 
Ach, die andere gevoelens –
wat sukkelen ze lusteloos.
Sinds wanneer kan broederschap
op de massa rekenen?
Heeft medelijden ooit
als eerste de finish bereikt?
Hoeveel mensen wekt de twijfel op tot daden?
Dat lukt hem alleen, die zeker van zijn zaak is.
 
Bekwaam, snel van begrip, heel ijverig.
Moet ik zeggen hoeveel liederen hij heeft gecomponeerd?
Hoeveel bladzijden geschiedenis genummerd?
Hoeveel menselijke kleden hij heeft uitgespreid
op hoeveel pleinen en in hoeveel stadions?
 
Laten we het eerlijk toegeven: 
hij weet wat schoonheid is.
Schitterend is zijn vuurgloed in de zwarte nacht.
Prachtig zijn zijn rokende explosies in de roze dageraad.
Ruïnes kun je moeilijk hun pathos ontzeggen,
noch kun je de grove humor loochenen
van de zuil die er kaarsrecht bovenuit steekt.
 
Hij is een meester in het contrast
tussen gedonder en stilte,
tussen rood bloed en witte sneeuw.
En wat hem boven alles nooit verveelt:
het motief van de propere beul
die boven zijn besmeurde slachtoffer oprijst.
 
Op elk tijdstip open voor nieuwe uitdagingen.
Als hij even moet wachten, wacht hij.
Ze zeggen dat hij blind is. Blind?
Zijn blik is even scherp als die van een sluipschutter
en hij ziet de toekomst gerust tegemoet –
hij alleen.

O, ik weet het niet Herman de Coninck

O, ik weet het niet,
maar besta, wees mooi.
Zeg: kijk, een vogel
en leer me de vogel zien.
Kijk, het leven is een brood
om in te bijten en de appels zien rood
van plezier, en nog, en nog, zeg iets.
Leer me huilen, en als ik huil
leer me zeggen: het is niets.