zondag 23 maart 2014

Workshop Kettinggedichten maken 23 maart 2014 Wisse Tanis, Rijk Willemse, Jan Oosting, Pieter Koomen, Douwe Joustra, Wim den Blanken


Natte Heuvels

Zachtjes tikt de regen op het tuinpad van mijn vader
Het is een middag om bergen te verzetten
Ik kijk naar de hemel
wik en weeg, toestaan of beletten?

Wanneer stopt de sputter?
Van achter de vitrage kijkt hij toe

Ik aarzel en stop met werken
Begint hier mijn grote verzet?

Ik duw wat tegen natte heuvels
Je kunt beter klein beginnen
Je kunt beter klein beginnen
Je kunt beter klein beginnen



Ketting

Het werd wat ongemakkelijk
driehoog, op zolder
Terwijl de vlammen met twee tredes
tegelijk naar boven reiken
Rumoerig en onstuimig woorden zoekend
Happend naar taal

Raken kettingen op toeren
En ontplooien zij hun kracht
Staan slagvaardig in de rij
Kijken reikhalzend links en rechts

De buren luisteren verbijsterd
Naar deze verwarrende poëzie



Overgave 2

zoals ze met haar armen gespreid
haar hals omhoog richtend
bij zichzelf denkt: hoe kom ik
heelhuids aan de finish
En als ik daar ben
Is het dan eindelijk klaar?

Zo hijgt ze zichzelf
Naar een hoogtepunt zonder schroeiplekken
Als laatste klaargekomen
dat was even wennen

Nu weer nieuwe doelen stellen
Naar de sterren en daar voorbij


Oefening

Ik val en sta weer op

Maakt herhaling kunst?
Laat dit toch zo zijn
Het volledig nieuwe
het maakt mij zo moe

Zo struikel ik, buitel ik voorover
iedere keer weer beter
Totdat ik van het groeien moe
ging liggen om nooit meer op te staan

Liggend in het natte gras
Laat ik het verleden los
Mijn voorhoofd warm, de voeten loom
Vervloeiend in het groen


Tekenen van uitroep

Ten slotte wil ik beginnen om te zeggen
Laat het nu maar eens klaar zijn!
Pen, potlood en ander schrijfgerei
Kunnen weggelegd, nu weer het hoofd erbij!

Ineens was ik daar
Compleet en rond van binnen
Opnieuw wil ik zeggen het is klaar
Maar het ronde wil er niet uit

Ik moet daarom eerlijk zijn
In mij een zompig smerig moeras
Waar alleen wat haaks en hoekig is
De vaste wal bereikt


Uit het lood

Als doden konden blikken
En minder uit het lood zouden slaan
Als winden hoog konden bomen

Dan zou ik meer als muis vergaan

Als branden konden wateren
En mijn rok nader
tot het hemd zou staan

Dan zou ik
Dan zou ik verdorsten in de oceaan

Dus blikken nu de doden
En drink ik me een kraag in het stuk

Wat levend was in mij
Slaat nu dood

Geen opmerkingen:

Een reactie posten