ik sta op een oerrots aan de zee bij Paternoster
de zee slaat slingers in de lucht
lichtgroen schuim
onverschrokken kijk ik elke donderse golf
in zijn pens voordat hij breekt
de rots siddert onder mijn zolen
mijn bovenbeenspieren spannen zich
mijn bekken ontdoet zich met geweld van de aangeleerde gelaten
knak
schijt aan alles ik ben rots ik ben steen ik ben duin
helder zingen mijn tieten een koperklepgeluid
mijn handen pakken Moordbaai en Bekbaai
mijn armen scheuren extatisch boven mijn hoofd:
ik ben
ik ben
de here hoort mij
een vrije vrouw verdomme
Geen opmerkingen:
Een reactie posten